STICHTING HERMAN HEIJENBROCK
hoi

Biografie

Herman Heijenbrock, oprichter van het Museum van de Arbeid in Amsterdam, het huidige museum NEMO, is geboren te Amsterdam op 27 juli 1871 en overleden te Blaricum op 18 maart 1948. Hij was de zoon van een brood-bakker en handelaar in scheepsbenodigdheden. In 1899 trad hij in het huwelijk met Theodora Agatha des Amorie van der Hoeven, ijveraarster voor vrouwen-kiesrecht en socialisme, met wie hij twee dochters kreeg.

Op zeventienjarige leeftijd bezocht hij de Rotterdamse Tekenacademie. Zijn eindexamenwerkstuk werd in 1890 bekroond met een prijs van veertig gulden. Voor dat geld kon hij een reis naar België maken, waar hij Antwerpen, de industriesteden Luik en Charleroi en de mijnen in de Borinage bezocht. Hij werkte enige tijd als decoratieschilder en was vanaf 1896 journalist-tekenaar bij het Rotterdamsch Nieuwsblad.  Samen met zijn vriend Jan de Waardt trok hij de polder in voor het schilderen van landschappen in de stijl van de Haagse School.
In 1898 gaf hij zijn baan bij het Nieuwsblad op en vestigde zich met De Waardt in Noordwijk, waar zij leefden van de verkoop van schilderijtjes van duinlandschappen. In hetzelfde jaar trokken zij naar de Borinage om te schilderen. Hij kwam onder de indruk van 'de afgrijselijkheid van de tuberculose onder de kolengravers en hun gezinnen' en voelde zich 'lamgeslagen bij het zien van al die ellende en toch weer zoo mooie pittoreske gegevens'. De indrukken werkten nog lang na. Samen met De Waardt beraamden zij plannen om het sociale onrecht in woord en beeld tot uitdrukking te brengen.
Tussen ongeveer 1899 en 1904 verkeerde Heijenbrock in een geestelijke crisis, waarin hij vijf jaar niet zou schilderen. Intussen had hij op een politieke bijeenkomst kennisgemaakt met de uit een welgestelde familie afkomstige Theodora Agatha des Amorie van der Hoeven. Zij behoorde tot de eerste vrouwen die in Nederland aan de universiteit studeerden, ijverde voor vrouwenkiesrecht en sympathiseerde tot ongenoegen van haar familie met het socialisme. Zij trouwden in 1899 en vestigden zich in Blaricum waar hij  enkele jaren bezig was met de bouw en inrichting van hun huis Fluos. Waarschijnlijk via zijn vrouw ontstonden vriendschappelijke contacten met de schilder R.N. Roland Holst, de dichteres Henriette Roland Holst, Frederik van Eeeden en de dichter Herman Gorter, die vlakbij in Bussum woonde. Met de sociaal-democratie had Heijenbrock het echter moeilijk. In zijn brochure: Onze samenleving in woord en beeld (Amsterdam circa 1899) stelde hij maatschappelijke wantoestanden aan de kaak maar beschouwde het socialisme niet als oplossing. Hij vond de marxisten te economisch en te materieel gericht en te weinig oog hebben voor de psychische leefomstandigheden. Bovendien bood de sociaal-democratie met het marxistisch stramien kunst en kunstenaars geen ruimte. Geleidelijk aan raakte Heijenbrock uit zijn crisis. De politiek verdween naar de achtergrond en hij begon weer te schilderen. Hij wijdde zich aan het weergeven van de industrie met haar technische aspecten en toepassingen en meende dat de industrialisatie tot een menswaardiger bestaan voor iedereen kon leiden. De zwager van Van Eeden, de chemicus Willem van Vloten, directeur van het hoogovenbedrijf Phoenix in Hörde bij Dortmund, nam Heijenbrock mee naar het Ruhrgebied om in de grote bedrijven de geweldige machines, het vuur en de arbeiders op schilderijen vast te leggen. Hij vatte grote bewondering op voor de Amerikaan Gerald Stanley Lee. Diens boek ‘The voice of the Machines’ uit 1906 had hij tijdens een reis naar Engeland ontdekt. Blijkens de vele citaten uit dit boek bij redevoeringen en in brochures vormde dit min of meer zijn bijbel. Heijenbrock schilderde vooral hoogovens, metaalgieterijen, staalfabrieken, glas- en aardewerkfabrieken, stoomlocomotieven en stoomschepen. Behalve naar Duitsland en België reisde hij naar industriecentra in het Saargebied, Wales, de Midlands in Engeland en de scheepswerven in Schotland. In Zweden schilderde hij steengroeven en sparrebossen om de herkomst te tonen van de grondstoffen voor de wegenbouw en de hout- en papierindustrie. In het nog nauwelijks geïndustrialiseerde Nederland had hij vooral de havens als onderwerp. Met het uitbreken van de oorlog in 1914 kon Heijenbrock niet langer vrij door Europa reizen en moest hij zich beperken tot wat in eigen land aan technische bedrijvigheid te zien was.
Zijn bewondering voor de technische ontwikkeling verschoof geleidelijk naar het educatief gerichte streven een overzicht te geven van de industriële activiteiten. Daartoe begon hij gereedschappen, machines en grondstoffen te verzamelen. Hem stonden lezingen voor ogen over: '1e, wat wij danken aan het dier, 2e aan de plant, 3e aan de doode dingen of mineralien'. Hij wilde deze zonder lichtbeelden houden 'maar zoveel mogelijk alles praktisch voorhanden'. Na de dood van zijn vrouw in 1923 raakte hij opnieuw in een crisis. Door toedoen van vrienden richtte hij in hetzelfde jaar op de zolder van het Veiligheidsmuseum in Amsterdam een eerste tentoonstelling in. Deze is te zien als het begin van het Museum van de Arbeid, dat in 1930 een onderkomen kreeg in een oude school aan de Rozengracht. Volgens de door Heijenbrock opgestelde museumgids was het doel 'waardering te leren krijgen óók voor de geringste arbeid, die dagelijks verricht wordt door duizenden naamlozen, en deze arbeid kinderen en volwassenen onder ogen te brengen, zodat zij hun medemensen in de samenleving beter zullen begrijpen en meer liefhebben dan tot nu toe'. Bij zijn zestigste verjaardag in 1931 werd hij gehuldigd met een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij was een van de drie oprichters en eerste directeur van het Gooisch Museum (1934) en bestuurder van het Frederik van Eeden Genootschap. Al snel na zijn dood in 1948 beperkten de gemeente Amsterdam en het rijk hun subsidies. Veel uit de door hem bijeengebrachte verzameling raakte verloren. Het restant bleef bewaard in het Nederlands Instituut voor Nijverheid en Techniek (voortzetting van het Museum van de Arbeid, 1954) dat in 1997 overgegaan is in het huidige museum NEMO te Amsterdam. De schilderijen werden toen beheerd door de in 1987 gevormde Stichting Vrienden van het werk van de industrieschilder Herman Heijenbrock.

Auteur: Joh. Jansen Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 4 (1990), p. 81-86; ingekort en bewerkt april 2021.

Herinneringen aan Heijenbrock

Herinneringen waarin het leven van Herman Heijenbrock wordt geschetst door mensen die hem (nog) gekend hebben zoals zijn kleinkinderen.http://www.heijenbrock-beeldbank.org/Herinneringen_Herman_Heijenbrock.pdf

Publicaties van Herman Heijenbrock zelf


«Onze samenleving in woord en beeld». Met tekeningen naar Steinlen, Gibson, Vaarzon Morel, Jan de Waardt, Eigen uitgave, z.j. 1899.
«Over de Nieuwe Tijden - Waarvoor werkt gij? ». Amsterdam, SJ. van Looy, 1899.
«Het Licht van de aarde». De Beweging, Algemeen Maandschrift voor letteren, kunst wetenschap en staatkunde, jan. 1914.
«Voorwoord van den teekenaar», Upton Sinclair, Koning Kool, Amsterdam, W. Versluys, 1918.
«Kunst en Toekomst».Theosofia, jg. 27 nr. 8, nov 1919, p.227-242.
«Kunst en Toekomst». De Hollandsche Revue. nov, 1919 . Utrecht, Bruna. (ontleend aan Theosophia).
«Licht en Kleur». Electrotechniek, jg. 6, nr. 25, 12 dec. 1928, p. 421-424 en 26, 26 dec. p. 443-444.
«Waarde der kleuren». in verband met de reclame. voordracht, in: De Reklame, orgaan van het genootschap voor reklame, nov. en dec. 1928.
H. Heijenbroek en A. Deelen: Aardewerk, geillustreerde beschrijving van de afdeling in het Museum van den Arbeid. Amsterdam, uitgeverij Kosmos 19..
Over het zien van kleuren. Voordracht voor het Ned. Genootschap voor Verlichtingskunde te Amsterdam. 8 juni 1932.
«Zien en verlichten of de beteekenis van den juisten kijk op het indirecte gezichtsveld en het veilige verkeer». Polytechnisch. Wèekblad, jg. 26 nr. 45, 10 nov. 1932,p. 709-710.
Dilettantisme. Voordracht, onbekend waarin. zj.
Licht der verbeelding. onvoltooid werk, 49 p.

Publicaties over Herman Heijenbrock

«Schilderijen van Heijenbrock.Tentoonstelling Kunstzaal Panorama». De Kroniek nr. 13, 1907, p. 21-22.
MJ. Brusse: «Een schilder in de groot-industriö>.  Elseviers Geillustteerd Maandschrift; jg. 17 nr. 12, dec 1907, p. 372-386.
J.  Sterringa, jz. «Over de Nieuwe Tijden - Idealisme of Malerialisme». Amsterdam, I908.
Franz Dose: «Bilder aus der Gross-Industrie». (Oelgemälde und Pastelle von Hermann Heijenbrock .
Moderne Kunstgeschichte, Band I, Arnis 1910.
Frederik van Ecden: De schilder Herman Heijenbrock: Op de Hoogte, 1913, p. 206-211. (Herdrukt in Van Eeden's studies, 6e reeks, p. 199-207.). 
Frans Netscher: «Karakterschets van Herman Heijenbrock». De Hollandsche Revue, 25 mei 1914.
J.H. Schorer: «Herman Heijenbrock, de schilder der grootindustrie». Eigen Haard, 1915, p. 422-424.
C. Harms Tiepen: De schilder der Groot-Industrie Herman Heijenbrock, deel I en Il. Morks Magazijn, jg. 18, april 1916 p. 198 -215 en mei 1916 p. 272-278.
Henri H. van Calker: «Schilders van Holland, XVII, Herman Heijenbrock», Holland Express, jg. 9 nr, 20, 17 mei 1916, p. 237-238.
Louis Pierard: «H. Heijenbrock, schilder van het zwarte land». Onze Kunst, 1916, p. 25-29.
Cornelis Veth: «Herman Heijenbrock», Elsevier, 1917, p. 247-248.
Ellen Forest: «Herman Heijenbrock». Eigen Haard, 1923, p. 510-512.
«Een leven van arbeid aan den arbeid gewijd, Heijenbrock's eere-tentoonstelling in het Stedelijk Museum». Het Leven, jg. 26, nr. 41, 10 okt. 1931, p. 1314-1315.
N. Wolf: Herman Heijenbrock. Stedelijk Museum Amsterdam. De Kunst, 17 okt. 1931.
JJ. Klaarenbeek e.a.: Herman Heijenbrock. de schilder van licht en arbeid, herdenkingsalbum ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. Blaricum, 1931.
H.G. Cannegieter: «Persoonlijkheden: Herman Heijenbrock». Morks -Magazijn 37 1935, p. 57-66.
N.A. Halbertsma: «In memoriam Herman Heijenbrock». Electro Techniek, jg. 26, nr. 6, 18 april 1948.
«In memoriam Herman Hijenbrock». Nieuws-Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 6e serie, jg. 2, afl. 2, febr. 1949, kol. 17 -32.
K. Koster: Aankondiging herdenkingstentoonstelling Herman Heijenbrock, onder auspicien van de Ver. v. Beeldende Kunstenaars Laren - Blaricum, Laren jan. 1950.
 Joh.Jansen: «Techniek en schilderkunst». Polytechnisch tijdschrift, jg. 9, nr. 39-40, 29 sept. 1954, p. 809a.
«Schilderijen, pastels, aquarellen en tekeningen van Herman Heijenbrock». Expositie van beeldende kunsten in de kantines van Hoogovens en aangesloten bedrijven. Oktober 1961.
«N.N., Herdenking Heijenbrock». De Gieterij, jg. 5, nr. 8, aug. 1971, p. 18.
J.J. Heij, «Kritiek bekritiseerd. Kunstenaars contra critici, 1919-1932», Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 28 1977, p. 105-126
Paola Matthijsen: «Herman Heijenbrock: - Schilder van licht en arbeid». ca. 1978.
I. Matthijsen-Heijenbrock: «Over Herman Heijenbrock (1871-1948), notities voor de kleinkinderen». Zeist 1978. niet gepubliceerd.
Peter Koopmans: «Herman Heijenbrork (1871-1948)»., opdracht kandidaatsexamen kunstgeschiedenis, Amsterdam, nov. 1978.
«Industrieschilderingen van Herman Heijenbrock». Tableau, jg. 3, jan./febr. 1981, p. 534-535.
J.C.T.M. van Laarhoven (red.): «Herman Heijenbrock schilder van de arbeid. Zutphen, Walburg Pers, 1982.
Joh. Jansen: «De industrieschilderijen van Herman Heijenbrock», Spiegel Historiael, sept. 1982, p. 463-470.
«Herman Heijenbrock, schilder van de arbeid». Penflitsen, pers. blad van Pennwalt Holland B.V., jg.25, 1983.
S. Honig Jz.: «Kanttekeningen bij pastels van Herman Heijenbrock (1871-1948), Bijdragen en Mededelingen van het Nederlands Openluchtmuseum, jr. .,1984, p. 36-37.
E.E. van Mensch: «Herman Heijenbrock - kunstenaar en museumdirecteur». Tussen Vecht en Eem, jg. 2, nr. 4, dec. 1984, p. 222-224
W.F. Hermans: «Een wonderkind of een total loss». Amsterdam, 1985 p. 31-36.
Joh.Jansen e.a.: «Herman Heijenbroek. Industriebilder 1900-1940». Landschaftverband Westfalen-Lippe, Westfalisches Landesmuseum fur Kunst un Kulturgeschichte, Munster, 1985.
J.P. Koenraads: «Laren en zijn schilders». Kunstenaars rond Hamdorff, Laren. 1985, p. 125.
«De mijnindustrie gezien door Herman Heijenbrock, 1871-1948». catalogus expo Stadsgalerij 27 juli-31 aug. 1986.
Leo Polak: «Herman Heijenbrock schilderde lawaai en stank». Kijk, nr. 11, nov. 1986. p. 39-42.
J.P. Kooger: «Van Museum van de Arbeid tot Technisch Museum NINT. De gestolde droom van Heijenbrock». Elektrotechniek, jg.64, nr. 12, dec. 1986, p. 1177-1181.
Joh.Jansen: «Herman Heijenbrock, schilder van licht en arbeid». Histechnica Nieuws, nr.1, mei 1987.
Wout Buitelaar en Ruud Vreeman: In het spoor van Heijenbrock. Beelden van industrie!e ontwikkeling. Amsterdam, De Balie, 1988.
Ingrid Harms: «Herman Heijenbrock, schilder van licht en arbeid». Vrij Nederland, 10 dec. 1988, p. 10-19.
Hans Ester: «De schoonheid van het spoor bij Herman Heijenbrock». Het oog in 't zeil, jg.6, nr. 5, juni 1989, p. 14-19
«Industrieschilder Heijenbrock vereeuwigde fiscale werkers». Wij van financiën, jg. 45, nr. 2, 1990, p.35.
Joh. Jansen: «Herman Heijenbrock». Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland, Deel IV, 1990, p. 81.
Joh. Jansen: Herman Heijenbrock: (1871-1948), Industrie Bilder. Dortmund, Hoesch AG, 1990.
Kees Niessen: «Herman Heijenbrock, werkschilder. Werk in beeld». Praktijkblad voor Medezeggenschap, jg. 13, nr. 7/8, juli/aug. 1991, p. 32-35.
Simon Honig Jz.: Herman Heijenbrock (187I-1948): werken uit de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem.  Arnhem, Prov. Gelderland. Uitgave ter gelegenheid van de tentoonstelling gehouden in het Niederrheinisches Freilichtmuseum Grefrath, van 20 sept.-1 nov. 1992.
M.G. Niessen: «Herman Heijenbrock. Bewogen door arbeid en industrie». Vonk en Vlam, nr. 05, 1993, p. 17-18.
Marien van der Heijden: «Herman Heijenbrock». Zeggenschap, mei/juni 1993.
W. Burgers: «Heijenbrock: Nederlands enige industrieschilder». Erfgoed van Industrie en Techniek, jg. 3, nr. 3, sept. 1994, p. 90-93.
L. Heyting, «De wereld in een dorp. Schilders, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum 1880-1920» Amsterdam 1994.
Maarten Beks: «De kunstenaar en het machtig raderwerk. Werkstukken in Helmond en Heerenveen». Kunstbeeld.  jg. 19, nr. 2, 1995.
S. Honig Jz.: «Arbeid met vuur en verve. Leven en werk van Herman Heijenbrock (1871-1948)» Zutphen 1998.
M. Bax: «Blavatsky in Nederland. Het industriële vuur van Herman Heijenbrock en de linga van Mathieu Lauweriks». Kunstlicht 21, 2000, p. 31-37.
 «Pastels van Herman Heijenbrock. Recente aanwinsten van de SSK», Drents Museum Journaal nr. 3 2001, p. 10-12.
F. van Vloten:  «Als schilder een vergissing. Brieven van Herman Heijenbrock aan Van Eeden». Mededelingen van het Frederik van Eeden-genootschap. nr. 26,.2001 p. 65-67.
F. van Vloten: «Van naargeestig, luguber, lelijk en troosteloos tot groots, ja! Waarlijk schoon». Frederik van Eeden over Herman Heijenbrock', Mededelingen van het Frederik van Eeden-genootschap. nr. 26 2001, p. 40-46.
C. Denninger-Schreuder: «Schilders van Laren», Bussum 2003, p. 49.
J.J. Heij: «Vernieuwing en bezinning. Nederlandse beeldende kunst en kunstnijverheid ca.1885-1935» uit de collectie van het Drents Museum, Assen (Drents Museum).  Zwolle 2004 p. 128-129.
M.T. Bax, «Het Web der Schepping. Theosofie en kunst in Nederland van Lauweriks tot Mondriaan», Amsterdam 2004 [diss. V.U, Amsterdam], p. 185-197.
Eric-Jan Weterings en Jos Parlevliet: «Herinneringen aan Herman Heijenbrock, Groot en Schilder 1871-1948». Stichting Vrienden Heijenbrock, Zeist 2012.
Judith Gussenhoven: «Founding NEMO. De geschiedenis van het Nederlandse wetenschapsmuseum en zijn voorgangers 1923-2013». NEMO uitgeverij Amsterdam 2013 p. 33-76.12.